HET WEVERTJE EN ZIJN VROUW....

Het wevertje zat naast zijn vrouw;
 Hij wist niet, wat hij weven zou. 
Hij weefde een ditje,
hij weefde een datje, 
Hij weefde een kussentje voor haar katje.
 
Het wevertje zat naast zijn vrouw; 
En wist niet wat hij weven zou. 
Hij weefde een ditje, 
hij weefde een datje,
Hij weefde een dekentje voor haar gatje.

Het wevertje zat naast zijn vrouw; 
Wist hij maar wat hij weven zou. 
Hij weefde een zusje, 
hij weefde een zo-tje, 
Hij weefde een mutsje voor haar grootje.

Het wevertje zat nog steeds naast zijn vrouw;
bedacht wat hij nu weer eens weven zou.
hij weefde een jongen,
hij weefde een meisje,
hij weefde om spaargeld voor een reisje.

Het wevertje sliep alle dagen bij zijn vrouw;
droomde hoe hij nu weer eens weven zou.
Hij weefde omhoog,
hij weefde omlaag,
van 't weven kwam dra een nieuwe blaag!