DE NACHTEGALE

Waar zit hij?
Neen, 'k en vind hem niet,
maar 'k hoore, 'k hoore een lied,
hem lustig weven:
het kettert in de dreven.

Zoo zit en zingt er menig man,
vroegmorgens op het getouwe,
om, van goên drom*, te maken
langlijdend lijwaadlaken.

De wever zingt, zijn' webbe deunt**;
de la klabakt, 't getouwe dreunt;
en lijzig varen,
de spoelen heen in 't garen.

Zoo zit er,
in den zomer zoel,
een, werpende, op den weverstoel,
van groene blaren,
zijn duizendverwig garen.

* schering **schudt, trilt

Terwijl we door Brugge dwaalden, aan de hand van een wandeling-route, kwamen we op diverse punten Guido Gezelle tegen.
Helaas was de kerk met daarin het doopvont waar hij gekerstend werd gesloten.
We passeerden het geboortehuis van de priester - dichter.